Skip to content
MILON samenvoegen partij grond

Uitspraak Raad van State over samenvoegen grond heeft mogelijk grote gevolgen

[Update] Om een partij grond te kunnen toepassen dient deze eerst op milieuhygiënische kwaliteit getoetst te worden. Om als één partij te worden aangemerkt zijn er enkele regels waaraan de grond moet voldoen. Een recente uitspraak van de Raad van State (RvS) duidt er op dat de handhaving van deze regels strenger wordt. Dit kan grote gevolgen hebben voor grondverzet en het werken met gronddepots.

In het Besluit Bodemkwaliteit wordt een partij gedefinieerd als “een identificeerbare hoeveelheid bouwstof, grond of baggerspecie van vergelijkbare milieuhygiënische kwaliteit, die is bedoeld om als geheel te worden verhandeld of toegepast.”

In de uitspraak van 24 februari jl. (ECLI:NL:RVS:2021:367) ging het om de vraag of er sprake was van het samenvoegen van een partij waarvoor een erkenningsplicht geldt. Er was sprake van twee partijen van vergelijkbare milieuhygiënische kwaliteit, die als schoon waren beoordeeld. Toch beoordeelde de RvS dat er sprake was van twee verschillende partijen. Dit werd verklaard aan de hand van verschillen in kleur en textuur van de samengevoegde grond.

Wettelijke onderbouwing

Ondanks een vergelijkbare milieuhygiënische kwaliteit, was er volgens de RvS dus toch sprake van twee verschillende partijen. Hoe kan dit worden verklaard?

Dit kan aan de hand van de BRL 1001, het protocol voor monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie. Hierin staat dat bodem en waterbodem (respectievelijk grond en baggerspecie) mogen worden aangemerkt als één partij als:

  1. sprake is van een eenduidige en gelijke textuur, bepaald overeenkomstig *NEN 5706, en
  2. sprake is van aaneengesloten percelen of depots, en
  3. de aangetroffen bijmengingen van de individuele partijen, qua samenstelling en percentage vergelijkbaar zijn, en
  4. sprake is van een gelijke milieuhygiënische kwaliteitsklasse (vastgesteld aan de hand van een indicatieve partijkeuring)

* De NEN 5706 bevat richtlijnen voor de beschrijving van zintuiglijke waarnemingen tijdens de uitvoering van milieukundig bodemonderzoek, zoals afwijking in kleur.

De wetgeving heeft als doel om variatie in kwaliteit van partijen te voorkomen. Daarom moet de indeling van de partij worden ingericht op een zo homogeen mogelijke fysische- en milieuhygiënische samenstelling. Verschillen in fysische eigenschappen kunnen leiden tot een andere kwaliteitsklasse voor toepassing. Daarom moeten verschillende bodemlagen officieel gescheiden worden ontgraven.

Gevolgen

De uitspraak kan tot gevolg hebben dat het gescheiden ontgraven van grond veel strikter wordt geïnterpreteerd. Dit zou tot gevolg hebben dat de handhaving van deze regels strenger wordt.

Op dit moment zijn diverse partijen met elkaar in gesprek over de gevolgen van deze uitspraak en hoe regels zo geformuleerd en geïnterpreteerd kunnen worden dat ze in de dagelijkse praktijk werkbaar en uitvoerbaar zijn. MILON is actief betrokken bij de VVMA (de branche organisatie voor bodemadviseurs) en volgt de ontwikkelingen op de voet. Zodra er meer bekend is over de gevolgen van de uitspraak brengen wij u via onze website en onze LinkedIn pagina op de hoogte.

Wat betekent dit voor uw organisatie?

Heeft u in de tussentijd vragen over de gevolgen op uw organisatie of heeft u andere vragen met betrekking tot dit onderwerp? Neem dan contact op met Bram Ketelaars via 073-5477253 of via bram@milon.nl.

Bronnen:
SIKB protocol 1001
Uitspraak Raad van State

Dit nieuwsbericht is een geüpdatet versie.